Fundering

De keuze van een geschikt funderingssysteem hangt met name af van de diepteligging en draagkracht van de grond en de kans op optreden van (ongelijke) zettingen. De mogelijkheden zijn in een schema samengevat.

Een fundering op staal kan in Nederland op een beperkt aantal plaatsen worden toegepast, met name op zand- en mergelgrond. Kalkzandsteen op zand is daarbij de meest milieuvriendelijke keuze, een fundering van gewapend beton op een stampbetonnen werkvloer de minst milieuvriendelijke. In een groot deel van Nederland wordt gefundeerd op palen. Stalen palen zijn het meest milieubelastend, hout het minst. Bij toepassing van houten palen is echter grote voorzichtigheid geboden, vanwege de kans op houtrot.

Voor lichte constructies kan worden gekozen voor een fundering op grondverbetering of verdiept staal. Bij de eerste methode bepaalt met name de grondsamenstelling de beste keuze. Wanneer de draagkrachtige laag niet al te diep is, kan gekozen worden voor een fundering op verdiept staal. Een kelderfundering belast het milieu meer dan putringen of waterdichte pijlers, maar daar krijg je wel extra woonruimte voor. Bij een kelderfundering moet de vloer één geheel vormen met het opgaande werk van de kelder. De grond wordt dan ontgraven tot de draagkrachtige laag.

Wanneer een gebouw licht wordt geconstrueerd (bijvoorbeeld met houtskeletbouw), is ook de fundering relatief licht, waarmee de meeste milieuwinst wordt behaald. Dit effect kan afhankelijk van de grondwaterstand ook worden verkregen door toepassing van een kelderbak (opdrijven). Vanuit duurzaam bouwen zijn prefab betonwerken (met granulaat) te verkiezen boven ter plaatse gestort beton (zie ook ‘betonwerk’ in GB&W 2001-1). Ter plaatse gestorte betonbalken kunnen met een verloren bekisting van EPS worden geïsoleerd.

Voor de isolatie van funderingsbalken zijn ook vouwkisten verkrijgbaar. Deze worden plat vervoerd, waardoor veel ruimte wordt bespaard. Op de bouw kunnen zij eenvoudig tot U-kisten worden gevouwen. Ook zijn kisten verkrijgbaar met losse zijwanden.

Er zijn energiepalen ontwikkeld waarbij betonnen funderingspalen tevens worden ingeschakeld voor de energievoorziening.

Paalfundering

Tot de jaren ’60 werden grenen en vuren palen toegepast; daarna deden stalen en betonnen palen hun intrede. In het overzicht staan de toepassingsmogelijkheden van verschillende paalfunderingen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen palen die in de grond worden gevormd en geprefabriceerde palen. Prefab palen genieten over het algemeen de voorkeur. Soms leent een bepaalde locatie zich echter niet om te heien en wordt gekozen voor in de grond gevormde palen.

Grenen palen zijn met name toegepast in gebieden met een zandlaag die ondiep ligt (zoals in Haarlem, waar op verschillende plekken problemen zijn met funderingspalen) en vuren palen in gebieden waar de zandlaag diep ligt (bijvoorbeeld Rotterdam). Vanwege veel voorkomende houtrot is vanaf de jaren ’60 het gebruik van grenen palen verboden. Uit onderzoek door de Stichting Houtresearch in Wageningen blijkt dat houtrot vooral veroorzaakt werd door bacteriële infecties. Grenen palen zijn hier in het algemeen gevoeliger voor dan vuren palen. Het aantastingsproces duurt zo’n 80 tot 100 jaar. Momenteel wordt onderzocht waardoor juist grenen palen aangetast worden. Volgens de Stichting kunnen vuren, dennen, douglas en lariks palen gewoon als funderingspalen worden gebruikt.

Bij toepassing van houten funderingspalen is grote zorgvuldigheid geboden. Hout blijft goed als het in een droge omgeving is, of constant nat is (afgesloten van zuurstof). Is het wisselend nat en droog, dan moet het tussentijds goed en snel kunnen drogen. Dit kan niet bij funderingspalen. Pas daarom bij houten funderingspalen ter hoogte van het grondwaterpeil betonnen opzetters toe (zie ook uitvoeringsaspecten).